De vloeistofstroom in leidingen of apparatuur kan in grote lijnen worden ingedeeld in twee regimes laminair en turbulent waarvan de structuur, het energieverbruik en de transportprestaties sterk verschillen.
De vloeistof beweegt zich in gladde, parallelle lagen zonder macroscopische vermenging tussen hen.en massa in de radiële richting verloopt uitsluitend door moleculaire diffusieViskose krachten domineren, energieverliezen zijn klein, maar transportpercentages zijn traag.
Deze schommelingen verbeteren het radiële transport enorm, waardoor de beweging onstabiel wordt en willekeurige, driedimensionale wervelingen verschijnen.met een hoge warmte- en massaoverdrachtscoëfficiëntDeze vormen echter ook een extra mechanische energieverspilling, die zich manifesteert in grotere drukdalingen en lawaai.
Voor 2000 ≤ Re < 4000 is de stroom zeer gevoelig voor de inloopomstandigheden, de ruwheid van de wand en externe verstoringen.De technische praktijk behandelt deze regio daarom als turbulent om de veiligheid te garanderen..
Re = ρud/μ geeft de verhouding tussen traagheid en viskeuze krachten:
Bijgevolg impliceert een hogere Re een grotere neiging tot instabiliteit en turbulentie.
De vloeistofstroom in leidingen of apparatuur kan in grote lijnen worden ingedeeld in twee regimes laminair en turbulent waarvan de structuur, het energieverbruik en de transportprestaties sterk verschillen.
De vloeistof beweegt zich in gladde, parallelle lagen zonder macroscopische vermenging tussen hen.en massa in de radiële richting verloopt uitsluitend door moleculaire diffusieViskose krachten domineren, energieverliezen zijn klein, maar transportpercentages zijn traag.
Deze schommelingen verbeteren het radiële transport enorm, waardoor de beweging onstabiel wordt en willekeurige, driedimensionale wervelingen verschijnen.met een hoge warmte- en massaoverdrachtscoëfficiëntDeze vormen echter ook een extra mechanische energieverspilling, die zich manifesteert in grotere drukdalingen en lawaai.
Voor 2000 ≤ Re < 4000 is de stroom zeer gevoelig voor de inloopomstandigheden, de ruwheid van de wand en externe verstoringen.De technische praktijk behandelt deze regio daarom als turbulent om de veiligheid te garanderen..
Re = ρud/μ geeft de verhouding tussen traagheid en viskeuze krachten:
Bijgevolg impliceert een hogere Re een grotere neiging tot instabiliteit en turbulentie.